JOHN DEE

John Dee (1527-1608/09) was een humanist, filosoof, mathematicus, geograaf, astroloog en magiër verbonden aan het Britse hof van Elisabeth I. Hij werd beschouwd als de Merlijn van zijn tijd, en de kans is redelijk dat hij deze vergelijking zelf in …

John Dee (1527-1608/09) was een humanist, filosoof, mathematicus, geograaf, astroloog en magiër verbonden aan het Britse hof van Elisabeth I. Hij werd beschouwd als de Merlijn van zijn tijd, en de kans is redelijk dat hij deze vergelijking zelf in de hand heeft gewerkt, want het was een man met grote aspiraties, uit op grote visioenen en contact met het goddelijke.

Er wordt beweerd dat hij Shakespeare inspireerde voor de figuur van Prospero in The Tempest, en dat een andere toneelschrijver uit die periode, Christopher Marlowe, aan hem dacht voor zijn theaterstuk Doctor Faustus. Als adviseur van de koningin zou hij hebben aangedrongen op de kolonisering van wat men toen de ‘New World’ noemde en hij zou het overigens zijn geweest die voor het eerst met de omschrijving ‘British Empire’ afkwam. Dee was iemand met bijzonder veel invloed, maar die tijdens zijn leven heeft moeten vaststellen dat daar op het eind nog weinig van overbleef. Dat had te maken met het feit dat de uiteindelijke opvolger van Elisabeth, James I, weinig van hem en zijn occulte soortgenoten moest hebben. Maar Dee heeft zijn eigen ondergang misschien zelf ook bewerkstelligd door vanaf 1581 samen met Edward Kelley en in opdracht van Rudolf II te Praag een succesvolle poging te doen om met de engelen te praten. Uiteindelijk is Dee daar jaren gebleven en toen hij in 1587 terugkeerde bleek zijn huis enorm beschadigd door vandalen, was zijn beroemde bibliotheek geruïneerd en bleef er van zijn bezittingen weinig over. In Wildevrouw tracht ik aan te geven dat John Dee zijn eigen ambitie om te converseren met engelen als een deel van zijn toekomstige ondergang ziet.

Antwerpen speelde een belangrijke rol in zijn leven. Het is in deze stad dat hij de kans krijgt om de Steganografia van de benedictijnse abt en schrijver Trithemius (1462-1516) te lezen. In een opgewonden brief aan Sir William Cecil, de hoofdadviseur van de Britse koningin, schrijft hij (met overname van zijn spelling):

I have purchased one booke, of which a thowsand crownes have ben by others offered, and yet could not be obtained; a boke, for which many a lerned man hath long sought and dayly yet doth seek; whose use is greater than the fame thereof is spred; the name thereof to you is not unknown. The title is on this wise, Steganographia Joannis Tritemij…

Deze tekst, helemaal opgesteld in code en op dat moment absoluut verboden door de Inquisitie, beschrijft in feite een telepathische methode met de engelen als tussenpersonen, waardoor men in staat zou zijn om boodschappen te sturen naar elkaar op basis van spirituele meditatie en rituelen gebaseerd op astrologie. Umberto Eco kadert het anders:

In reality, true steganography would develop as a technique of composing messages in cipher for political or military ends. It is hardly by chance that this was a technique that emerged during the period of conflict between emerging national states and flourished under the absolute monarchies. Still, even in this period, a dash of kabbalism gave the technique an increased spice.

Eco haalt hier een belangrijk punt aan dat al te vaak wordt veronachtzaamd wanneer het over het fascinerende leven van John Dee gaat. We mogen niet vergeten dat Dee zich ten dienste heeft gesteld van het Britse buitenlandse beleid en zelf mee aan de wieg stond van de ambitieuze geopolitiek die onder Elisabeth I werd geboren. Vandaar natuurlijk ook dat hij enthousiaste brieven schrijft naar Sir William Cecil over de vondst van de Steganographia en om geld vraagt voor het een en ander. Een van de rode draden in het leven van Dee is iets wat we in het algemeen terug vinden bij hovelingen: dienstbaarheid jegens het gezag in ruil voor een maatschappelijke positie, aanzien en genoeg financiële draagkracht.

Tegelijk – en dat maakt het zo ingewikkeld – was Dee, zeker tijdens de periode die ik beschrijf in Wildevrouw, iemand die verder keek dan landgrenzen of onderscheid in religieuze opvattingen. Jason Louv beschrijft hem op dat moment als een citizen holding allegiance to no country but God’s. Louv kadert dit in een toenemende globalisering waarbij handel en religie met elkaar op gespannen voet komen te staan en zoekt naar een precisering van deze houding:

Such a seemingly pious sentiment could be interpreted in many ways. One might be that Dee, finding more in common with his European intellectual and occultist contacts than his countrymen was beginning to consider himself a member of the elite, those who saw beyond national and territorial politics, who were concerned with the eternal words of ideas and of the betterment of the human race. The circle of adepts that Dee was now finding himself within – bound by common ideas and drives, if not literally organized – would be responsible for much of the advance of the Western world in the coming centuries, from the birth of science to the Freemasonic-inspired political revolutions that swept Europe and led to the birth of America and the Napoleonic age. Another is that this may have been a teel that Dee was no an initiate not of a metaphorical circle of similar thinkers but of a literal secret society (…).

Let wel: dit is speculatie en zo wordt het ook aangegeven. Maar Dee’s connectie met Antwerpen en specifiek met de groep van mensen die ik in de roman onder de naam de ‘Familie der Liefde’ verzamel wordt ook door Deborah Harkness geplaatst binnen een traditie van geheime genootschappen of verborgen spirituele opvattingen, al zijn er uiteraard allen maar aanwijzingen en geen bewijzen:

Many scholars have suggested that his religious vacillation between Catholicism and Protestantism was influenced by Familism. Any definitive association between Dee and the Familists will probably remain conjectural, but there are striking similarities between his angelic religion and Familism with its emphasis on revelation, universality and communication. (…) Like the doctrine outlined to Dee by the angels, Familism was a revealed theology that hoped to unite people of all faiths within a single, reformed religion. Also, it attempted to recall the prelapsarian relationship between humanity and divinity. More specifically, the religion believed in the importance of faith over reason, the verity of revelation, and the ability of all people to become prophets because of their religious experiences. Because Familists believed that religious and civil harmony should exist, they were allowed to adopt the official state religion of any country, as long as they adhered to the beliefs of Familism in their hearts.

We weten dat John Dee en Abraham Ortelius (die tot de Familisten behoorde) elkaar kenden en waarschijnlijk vrienden waren. Het is ook bekend dat John Dee een van zijn eigen belangrijke werken, de Monas hieroglyphica schreef in Antwerpen en door Willem Silvius aldaar liet drukken in 1564. Het vergde mij als romancier weinig moeite om die twee feiten met elkaar te verbinden, meer nog: het leek me na grondige research niet meer dan logisch dat de vriendengroep rond Ortelius iemand zoals John Dee die bijvoorbeeld ook correspondeerde met Mercator, leermeester van Ortelius, een onderkomen of een andere steun verschaffen.

Maar waar ging dat boekje vol merkwaardige tekens en berekeningen, deze Monas hieroglyphica, nu over? In mijn roman laat ik dit in het midden. Het is zo complex in al zijn eenvoud dat niemand het begrijp en dat zit volgens mij niet al te ver van de historische waarheid. Want ook de Britse koningin, een bijzonder belezen vrouw, had behoefte aan een toelichting van meester Dee zelf, niet in de laatste plaats omdat het boek in hogere kringen niet goed werd onthaald en zij zijn verdediging op zich nam.

Misschien is de ambitie van Dee interessanter dan de inhoud van het boekje zelf dat zonder grondige kennis van de kabbala, zoals men die in de zestiende eeuw hanteerde, zeer moeilijk om te vatten is. Deborah Harkness omschrijft die ambitie zo in haar studie van Dee:

Dee focused on the deterioration of communication in the Monas hieroglyphica, where he mentioned the “deplorable times” facing natural philosophers in the second half of the sixteenth century. Yet there is a tone of cautious optimism in the Monas hieroglyphica, his pessimism tempered by his faith that a natural philosopher did not have to sit passively by and watch the world fall apart around him. Dee’s hieroglyphic monad was part of his strategy to find a solution to the problems affecting humanity. Claiming that his symbol “reduced or restored” the “quasi-barbaric signs” used by sixteenth-century natural philosophers “to their mystical proportions,” Dee set himself up for veneration as that “singular hero” who had “intimately and thoroughly explored the explanations of celestial events [as well as] the reasons of the rise, the condition and the decline of other things.” The heroic aspect of a natural philosopher’s identity was relatively novel in 1564 when Dee wrote the Monas hieroglyphica, though it became common in the next century after natural philosophers like Bacon, Galileo, and Boyle had affirmed the progressive nature of scientific knowledge.

Dee als eenzame held, als een natuurfilosoof die de wereld om zich heen uit elkaar zag vallen, is een beeld dat ik mee in Wildevrouw heb uitgewerkt, zij het niet zonder de tragische aspecten van zo’n mogelijke waan ook door hemzelf te laten formuleren. Bovenal, en nu kom ik weer uit bij Jason Loub was Dee een apocalypticus, wat ook in het stuk over Abraham Ortelius opduikt:

The Great Work that Dee had set out to fulfil was nothing short of apocalyptic – in the true sense, not of destruction, but of the restitution of nature itself: the enlightenment, through light, of all of Creation. It was the alchemical change of lead, the fallen state of mankind, to gold, the spiritual purity of man before the Fall, the enlightened and divine mankind symbolized by Adam Kadmon (as described in the Kabbalah of Rabbi Isaac Luria, a contemporary of Dee).

Wat Dee’s tragische carrière samenvat is een verlangen naar eenheid, zowel in zijn werk als in zijn latere rituele pogingen om met engelen te praten. Voor mij is het duidelijk dat hij zo geen aparte positie innam in die zestiende-eeuwse samenleving die in Wildevrouw wordt beschreven, maar eerder deel uitmaakte van een verborgen gedachtengoed dat een belangrijke onderstroom vormde in het Antwerpen van die tijd.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Trackbacks and Pingbacks