HONGERSNOOD EN SPECULATIE

De zogenaamde Antwerpse ‘Gouden Eeuw’ kende wel degelijk een schaduwzijde. In Wildevrouw beschrijf ik de gevolgen van de vreselijke winter van 1564. Kroniekschrijver Godevaert van Haecht (1546-1599) getuigt: De koude had het schamel volk ertoe gebracht veel oude wilgen te …

De zogenaamde Antwerpse ‘Gouden Eeuw’ kende wel degelijk een schaduwzijde. In Wildevrouw beschrijf ik de gevolgen van de vreselijke winter van 1564.

Kroniekschrijver Godevaert van Haecht (1546-1599) getuigt:

De koude had het schamel volk ertoe gebracht veel oude wilgen te gaan zoeken; ja, al de galgen en raderen werden ’s nachts gestolen en verbrand. Er was geen of zeer weinig turf in Antwerpen te krijgen, want er waren al lang geen Hollandse schepen meer gekomen….

Het is zeker niet de eerste keer dat de Antwerpenaren af te rekenen krijgen met hongersnood.
Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw gebeurden er een aantal dingen die het leven van de gewone man in de Lage Landen er niet makkelijker op maakten. Ten eerste waren er tijdens die periode grote prijsstijgingen. Jan Lampo beschrijft in zijn Gelukkige stad dat in de loop van de zestiende eeuw graan zeven keer zo duur werd. De lonen gingen ook naar omhoog, maar vrijwel altijd na de prijsstijgingen. Daar kwam nog bij dat de prijs van de huizen de hoogte ingingen, ondanks het feit dat er enorm veel gebouwd werd. Kopen en huren bleef duur in Antwerpen. De koopkracht daalde met vijftien procent tijdens deze eeuw.
De kleine ijstijd liet zich voelen. Oogsten konden mislukken door het bijzonder wisselvallige weer. Tijdens die periode schommelde het bewonersaantal van de stad rond de honderdduizend mensen. Graan en rogge moesten al sinds de late middeleeuwen worden ingevoerd vanuit de Baltische gebieden. Daar boven werd er gespeculeerd op de prijs van graan, maar ook bijvoorbeeld op scheepsverzekeringen.

In 1557 werden de Lage Landen geteisterd door een grote hongersnood.
Astrid Friis (1893-1966) schrijft hierover:

It is therefore not surprising that the situation in the towns of Brabant became at least desperate. On June 5th the magistrates of the town of Antwerp found themselves compelled to unbend their pride completely. In a letter to the regent at Brussels they stated that they feared turmoils, if they did not soon get at least one hundred lasts of grain. They entreated the duke to issue a letter patent in favour of Antwerp, addressed to the custom officers in Amsterdam, Dordrecht, and other Dutch towns to the effect that notwithstanding any orders of restraint that might have been made by the council of Holland or by the towns themselves, any grain that had already been paid for by merchants of the town of Antwerp should be allowed to pass unhindered. This of course was doomed to be a futile effort.

Aan de andere kant van het economische en financiële spectrum heerste er evenzeer grote ontrust. Zowel Karel V en zijn zoon Filips II leenden grote sommen bij de Zuid-Duitse bankiers.
Jan Lampo schrijft:

In 1556 bedraagt het deficit van de Spaanse schatkist 60 miljoen dukaten. De overheid in de Nederlanden betaalt dat jaar 1.357.288 gulden interest op haar kortetermijnleningen. Omdat de toestand niet langer houdbaar is, zet Spanje zijn leningen om in eeuwigdurende renten – een soort staatsobligaties waarop het 5% betaalt. Enkele jaren later volgt de koning van Portugal het voorbeeld van Filips II. Dat is een dikke streep door de rekening van de kapitaalverschaffers, die tot dan toe op een opbrengst van tussen de 7 en de 10% mochten rekenen. Bovendien zit voortaan heel veel geld ‘vast’ bij de overheid. Het Spaanse ‘staatsbankroet’ van 1557 maakt een eind aan de leidinggevende rol van de Zuid-Duitsers in de financiële wereld.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Trackbacks and Pingbacks